De korte stam van de vederesdoorn (Foto: Marinus Rouweler)Het geveerde blad van de vederesdoorn (Foto: Marinus Rouweler)Sikkelvormig gevleugelde vruchten van de vederesdoorn (Foto: Marinus Rouweler)
De laatste jaren fiets ik vaak via de Paulus Potterstraat naar het centrum van Nijverdal. Op deze manier vermijd ik het drukke verkeer en het fijnstof van de Rijssensestraat. Een mooie bijkomstigheid is dat ik dan ook langs de prachtige bomen van het Rembrandtplein kom. Er is daar altijd wel wat te zien. In juni/juli gaat de tamme kastanje daar helemaal uit zijn dak. Veel mensen worden vaak pas in de herfst enthousiast over die boom vanwege het verzamelen van de tamme kastanjes. Op dit moment (juni/juli) is de boom eigenlijk veel interessanter. De boom staat in volle bloei met duizenden mannelijke (en minder vrouwelijke) bloempjes die met hun nectar en geur zorgen dat het daar een lieve lust is voor de insecten.
Boombeschrijving Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos.
Hun toppen zingen. Hun stammen zwijgen hoorbaar.
Hun wortels houden van de aarde.
Bij een boom staande moet ik wel ademen als een boom.
Naar een boom ziende zie ik| hemel en aarde in elkanders armen.
Want een boom, een boom is een bruiloft. Hans Andreus
Bijzonderheden
De tamme kastanje op het Rembrandtplein is in 1967 geplant. De oudste tamme kastanjes van ons land (Arnhem 2 exemplaren en Beek (Gld)) zijn zo’n 350 jaar oud. Onze boom is dus nog relatief jong.
De wetenschappelijke naam voor de tamme kastanje is Castanea sativa. Kastanje is afgeleid van Castanea en sativa betekent in het latijn ‘aangeplant’.
De boom is familie van de beukenfamilie, waar ook de eiken en de beuken toe behoren.
Tot het geslacht Castanea behoren nog een aantal soorten, maar er groeit maar 1 soort van nature in Europa en dat is Castanea sativa.
De tamme kastanje heeft een relatief korte stam. De bast is aanvankelijk glad, maar vertoont later verticale groeven.
Vaak is op latere leeftijd ook de typische draaigroei van de stam te zien.
In de winter zijn de knoppen aan de takken roodbruin en eirond. Ze worden beschermd door twee of drie schubben.
Het blad verschijnt voor de bloei. Het is tot wel 25 cm lang, dun leerachtig, stevig met scherpe, grote toegespitste tanden. De bovenkant is glanzend donkergroen, de onderkant is bleekgroen. In het najaar zorgen ze voor prachtige herfstkleuren. Deze verlopen van groen, naar geel, goudgeel om vervolgens bruin te eindigen. De afgevallen bladeren blijken veel beter te verteren dan die van de eiken en beuken.
Het hout van de tamme kastanje is duurzaam en waardevol. Het is geschikt om er meubels, vloeren, palen, schuttingen etc. van te maken.
Wie een Castanea sativa plant om van de bloemen en kastanjes te genieten moet dat op jonge leeftijd doen, want je moet 20 tot 30 jaar wachten op de eerste bloemen.
Je hoeft niet bang te zijn dat een gezonde tamme kastanje omwaait. Hij heeft namelijk een korte zware penwortel, die zich al gauw vertakt in diepgaande zware zijwortels.
De tamme kastanje is eenhuizig en eenslachtig: de vrouwelijke en mannelijk bloemen staan apart aan dezelfde boom. In juni / juli is de boom op zijn mooist wanneer hij bedekt wordt met een deken van talrijke mannelijke bloempjes die verenigd zijn in sierlijke, ruim 10 cm lange draadvormige katjes.
De vrouwelijke bloemen zijn korter en staan in groepjes van drie aan de basis van de mannelijke katjes. Ze zijn omgeven door een omhulsel waaruit later de stekelige bolster groeit met daarin de twee of drie kastanjes.
De bloeiwijzen hebben zowel kenmerken van windbestuivers (zoals hun familieleden de eiken en beuken) als van insectenbestuivers. Op grond van het grote aantal mannelijke bloemen en het ontbreken van lokmiddelen bij de vrouwelijke bloemen zou de boom als windbestuiver aangemerkt kunnen worden. Door de nectar en de geur van de mannelijke bloemen zou je de boom echter ook tot de insectenbestuivers kunnen rekenen. Het zal de boom niet uitmaken op welke wijze de vrouwelijke bloemen bestoven worden, als het maar gebeurt.
De vruchten van de tamme kastanjes worden bolsters genoemd. Deze ontwikkelen zich in de zomer. Wanneer de kastanjes in de bolsters rijp zijn, valt de bolster van de boom. Als deze de kans krijgt uit te drogen , springt hij op een gegeven moment in vier kleppen open. Veel bolsters worden echter al verzameld voordat ze opengesprongen zijn.
De bolsters zijn geen vruchten om met blote handen aan te pakken. Doe je dit toch dan heb je grote kans dat stukjes van de dunne, vlijmscherpe stekels in je vingers blijven steken.
In tegenstelling tot de buitenkant zijn de bolsters van binnen heel zacht. In het gelukkige geval dat de bolster 3 kastanjes bevat, is de middelste het dikst. De kastanjes die aan weerskanten zitten, zijn allebei dunner. De kleine pluimpjes boven aan de kastanjes zijn de resten van de stempel.
Wanneer de zomer warm en vochtig is en tot in de herfst voortduurt, is de kwaliteit en de smaak van de tamme kastanjes op zijn best.
Mede dankzij Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn er veel tamme kastanjes aangeplant in onze gemeente. Vooral de Eelerberg en de Sprengenberg trekken jaarlijks zo rond oktober vele ‘zoekers’. De noten, want dat zijn tamme kastanjes eigenlijk, zijn rijk aan koolhydraten en arm aan vet.
Als je niet weet hoe je van deze kastanjes soep, geroosterde vullingen, desserts, cakes, brood of gewoon gepofte kastanjes kunt maken kun je op internet alle informatie vinden die je hiervoor nodig hebt.
Locatie: de Castanea sativa (tamme kastanje) staat op het Rembrandtplein in Nijverdal aan de kant van de Paulus Potterstraat. Coördinaten: 52.35898175673 6.464587339869 Bron: * Bronnen algemeen.
Paardenkastanje en tamme kastanje op het Rembrandtplein (Foto: Marinus Rouweler)
Raar eigenlijk, ik had me nog nooit afgevraagd waarom een esdoorn ‘esdoorn’ heet. Toen ik voor dit artikel informatie opzocht, vond ik het in het prachtige boek ‘Loofbomen in Nederland en Vlaanderen’. De auteur, Leo Goudzwaard, beschrijft het als volgt: “De Nederlandse naam ‘esdoorn’ verdient wel uitleg, want de boom lijkt niet op een es en heeft ook geen doorns. De uitgang -doorn is afgeleid van het Germaanse ’teer’, dat zowel boom als hout betekent. Zo is ook het Engelse ’tree’ van ’teer’ afgeleid. ‘Es’ is een oud Germaans woord voor ‘speer’ en ook voor ‘scherp’. De esdoorn is dus de boom met speren-hout, uit de tijd dat bomen genoemd werden naar de houttoepassing.“ De wetenschappelijke naam bestaat uit drie delen, Acer, pseudoplatanus en ‘Atropurpureum’. De eerste naam is de geslachtsnaam Acer = esdoorn. De tweede naam is de soortnaam namelijk pseudoplatanus. Dit betekent ‘lijkt op de plataan’. De derde naam staat tussen enkele aanhalingstekens, om aan te geven dat het een cultuurvariëteit is. Hier betekent ‘Atropurpureum’: purpureum = paars en atro = donker, dus donkerpaars. De boom op het Rembrandtplein is een volwassen, sterke boom. Hij is geplant in 1977 en kan wel 20 m hoog worden. De boom op het Rembrandtplein staat jammer genoeg ingeklemd tussen een beuk en eiken. Dat is jammer, want hij komt beter tot zijn recht als hij de ruimte krijgt.
Het geslacht Acer is zeer divers met meer dan 130 soorten bomen van verschillende grootte en eigenschappen.
De cultuurvariant ‘Atropurpureum werd op de kwekerij Späth in Berlijn geteeld en in 1883 op de markt gebracht.
Franz Ludwig Späth, eigenaar van ’s werelds grootste en oudste boomkwekerij (1720),begon in 1879 een arboretum. Die bomentuin is nu onderdeel van de Humboldt universiteit.
De geslachtsnaam Acer werd door Linnaeus vastgelegd in Species Plantarium (1753) en wordt sindsdien algemeen gebruikt.
In de winter is de boom goed te herkennen aan de grote (± 1 cm), gezwollen, glanzende knoppen die tegenover elkaar aan de takken staan.
Het blad is aan de bovenkant donkergroen en aan de onderkant paars, de naam ‘Atropurpureum’ zinspeelt daarop.
Bovenkant van het blad donkergroen, onderkant donkerpaars (Foto: Marinus Rouweler)
Het heeft de kenmerkende handvormig gelobde blad dat op de Canadese vlag staat.
Het Engelse woord voor ‘esdoorn’ is maple.
Eind april, begin mei, nadat de bladeren zijn uitgelopen, bloeit de boom.
Aan het eind van de zomer hangen de roodgetinte vruchtjes in trosjes aan de boom. De vruchtjes bestaan uit twee gevleugelde helften. Deze zijn aan elkaar verbonden waarbij de hoek die de beide vleugels met elkaar maken, kenmerkend is voor iedere soort.
De vruchtjes worden propellertjes genoemd. De vleugeltjes verminderen de valsnelheid, zodat ze door de wind ver van de moederboom verspreid kunnen worden.
Vruchtjes van Acer pseudoplatanus ‘Atropurpureum’ (gewone esdoorn) (Foto: Marinus Rouweler)
De boom wortelt diep; hij staat daardoor stevig en is niet gevoelig voor sterke wind.
De boom heeft een positief effect op de biodiversiteit. Hij is een belangrijke drachtplant voor de honingbij (Apis mellifera). Daarnaast leven op esdoorns zeer veel bladluizen die een voedselbron vormen voor insecten. Op de blaadjes kunnen allerlei gallen voorkomen, waaronder mijtgallen die veroorzaakt worden door Aceria macrorrhyncha cephalonea, zoals op de foto te zien is. De goudvink is een liefhebber van de vruchtjes.
Gal van Aceria macrorrhyncha cephalonea (Foto: Marinus Rouweler)
Het hout is waardevol en behalve voor meubels en vloeren ook geschikt om er muziekinstrumenten van te maken, zoals violen.
Locatie: op het Rembrandtplein in Nijverdal ter hoogte van Rembrandtplein 1 Coördinaten: 52.359157683746,6.464618009834 Bron: * Bronnen algemeen.
Meer dan 1000 keer ben ik er op de fiets langs gereden, zonder hem opgemerkt te hebben: de Liriodendron tulipifera (Amerikaanse tulpenboom) aan de Raijmakerstraat. Je kunt de boom ook zien van de Parallelweg. Marinus Rouweler wees me erop en stuurde me prachtige foto’s. Toen ik bij de boom stond liep er iemand langs en riep mij toe: ‘mooi hè’. Inderdaad een geweldig mooie boom met prachtige ’tulpachtige’ bloemen. Tulpen vind ik mooi, maar deze bloemen zijn fantastisch. Ik zal voortaan naar de boom kijken en op het verkeer moeten letten. Als dat maar goed gaat.
Als de Liriodendron tulipifera in juni volledig in blad zit, bloeit de boom met ± 5 cm grote, gele, iets oranje aangelopen bloemen die recht op het einde van een twijg staan.
Soms wordt de Magnolia ‘tulpenboom’ genoemd. Het is inderdaad zo dat de bloemen van een aantal magnolia’s wel iets weg hebben van de vorm van de tulp. Er is echter maar één tulpenboom en dat is de Liriodendron tulipifera. Deze boom behoort tot dezelfde familie als de magnolia maar bloeit later. De Liriodendron tulipifera kan tientallen meters hoog worden en wordt daarmee fors groter dan de meeste Magnolia’s.
De bloemen vertonen zich als de bladeren er al zijn, wat bij de magnolia’s meestal niet het geval is.
.De 3 buitenste bloembladen zijn teruggeslagen.
Omdat aan de tulpenboom niet alle bloemen tegelijk bloeien, blijven er lang, soms wel tot in juli, nieuwe te zien.
De es komt in Nederland (nog) algemeen voor. Het is een prachtige boom en dat geldt in het bijzonder voor de Fraxinus excelsior (es) op het Rembrandtplein. Deze boom is in 1937 geplant. Hij heeft dus een respectabele leeftijd bereikt, maar het kan ouder. In Dwarsgracht staat een tweehonderdjarige es. Het geslacht Fraxinus behoort tot de Oleaceae, de olijffamilie. Deze bestaat uit 24 geslachten waaronder forsythia, jasmijn en liguster. Het geslacht fraxinus is weer verdeeld in 49 soorten. De Fraxinus excelsior is als enige hier inheems. De naam es is afgeleid van het Germaanse asker, dat zowel scherp als speer betekent. Volgens het Germaanse scheppingsverhaal speelt de es een cruciale rol in de geschiedenis van de mensheid: de eerste mensen zijn geschapen uit de aangespoelde boomstammen Askr en Embla, dat zijn de es en de iep. Uit de es werd de man geschapen en uit de iep de vrouw.
Fraxinus excelsior (es) op het Rembrandtplein (Foto: Marinus Rouweler)
Bijzonderheden
De Fraxinus excelsior groeit het liefst op voedzame, vochtige grond. Hij kan 40 meter hoog worden. De naam excelsior betekent hoger of verhevener, wat er op duidt dat deze boom boven andere bomen uitsteekt. De bosgrond van de Sallandse Heuvelrug is te droog en te arm voor deze boomsoort. In onze gemeente kun je hem dus vooral aantreffen in parken en op pleinen. De Fraxinus excelsior op het Rembrandtplein is een prachtexemplaar.
De es is een bijzondere boom met een onopvallende bloei. Dat wil overigens niet zeggen dat deze niet de moeite van het bekijken waard is, De bloeitijd is in april vóór het uitkomen van de bladeren. De mannelijke bloemen lijken in het begin op een kleine glanzende paarse bloemkool. Als deze bloemen opengaan, verspreiden zij een enorm hoeveelheid stuifmeel. Gelukkig voor de mensen die allergisch zijn voor pollen veroorzaken deze pollen zo goed als geen hooikoorts. De vrouwelijke bloemen hebben stampers met donkerrode stempels. Deze veranderen na bestuiving en bevruchting in langwerpige nootvruchtjes. De zachtgroene nootvruchtjes hangen nu (begin juni) al aan de boom. Wanneer ze rijp zijn, kleuren ze bruingeel.
Een trosje nootvruchtjes Fraxinus excelsior (es) (Foto: Marinus Rouweler)
Na gebloeid te hebben komt de es als een van de laatste bomen in blad. Dat blad bestaat uit een platte hoofdnerf met 9-13 deelblaadjes. Ze zijn langwerpig, en de bladrand is gezaagd. De deelblaadjes zijn tussen de 5 à 10 cm lang. De bovenkant van de bladeren is donkergroen en de onderkant is lichtgroen. In het najaar laat de boom zijn bladeren betrekkelijk vroeg vallen. Het eerst vallen de deelblaadjes van het samengestelde blad. De steel blijft wat langer zitten.
’s Winters hangen in sommige essen bruine gevleugelde nootvruchtjes in grote trossen aan de bomen. Die vruchtjes vallen de hele winter van de takken. Ze zijn zodanig gedraaid dat ze door de wind tientallen meters ver verspreid kunnen worden. In de vrucht zit bovenin één zaadje. Het kan jaren duren voordat de zaden ontkiemen.
Een ‘gedraaid’ nootvruchtje van Fraxinus excelsior (es) (Foto: Marinus Rouweler)
De es die de zaden voortbrengt is een vrouwelijke boom, Hieraan kan je in de winter de vrouwelijke van de mannelijke boom onderscheiden. Als mannelijke en vrouwelijke bloemen ieder aan aparte bomen groeien, noemt men dat tweehuizig. Als er, zoals bij de eik, vrouwelijke en mannelijke bloemen aan één boom groeien noemen we dat eenhuizig (alles in één huis). Bij de es is het ingewikkelder. Sommige bomen zijn mannelijk, andere vrouwelijk. Dus tweehuizig, zou je dan zeggen. Maar let op: we vinden soms mannelijke essen die aan sommige takken ook vrouwelijke bloemen hebben. En omgekeerd. Die zou je dus eenhuizig moeten noemen. Het liefdesleven van een gewone es is zo gewoon nog niet.
Je zou de es kunnen herkennen aan het feit dat de takken schuin omhoog staan en dat de stam grijs getint is en gegroefd. Een andere opvallende eigenschap van de boom is de doorzichtige kroon, waardoor onder de boom van allerlei struiken en planten kunnen groeien. De boom is echter vooral goed te onderscheiden door de gitzwarte, viltige knoppen. Er zijn geen andere inheemse bomen met zulke zwarte knoppen.
Knoppen Fraxinus excelsior (es)
Het hout van de es droogt gemakkelijk en wordt taai en buigzaam. Het leent zich daarom goed voor gymnastiektoestellen, hockeysticks, honkbalstelen en cricketslaghout. Daarnaast worden van essenhout o.a. onderdelen van gereedschappen, bezemstelen, meubels, ladders en fineer gemaakt.
De es heeft te maken met een aantal ziekten en plagen, waarvan er in Europa één uitspringt: de essentaksterfte. Het wordt veroorzaakt door de schimmel Hymenoscyphus pseudoalbidus met de onschuldige Nederlandse naam ‘vals vlieskelkje’. De schimmel tast aanvankelijk de bladeren en de takken aan, maar uiteindelijk de hele boom. Er is nog geen remedie tegen deze boomziekte, met gevolg dat overal in Europa essen aan die ziekte bezwijken. Ook in onze gemeente zijn bomen waar nodig gekapt. Vooral als ze een gevaar vormen voor de omgeving en het verkeer. Onderzoekers van Wageningen University & Research zijn inmiddels bezig nieuwe generaties essen te kweken die minder gevoelig zijn voor de essentaksterfte. Dat is van belang voor de instandhouding van honderden planten en dieren die min of meer van deze inheemse boom afhankelijk zijn.
Es, aangetast door essentaksterfte aan de Nicolaas Beetsstraat toegang Blokkenpark De doorzichtige kroon van de Fraxinus excelsior (es) op het Rembrandtplein
De gewone vlier is voor de gemeente Hellendoorn een bijzondere boom/struik; hij staat namelijk als boom in het wapen van onze gemeente.
Toen de wapenkundigen Jhr. Mr. Victor de Stuers en F.A. Hoefer eind 19e eeuw in opdracht van de gemeente Hellendoorn een wapen mochten ontwerpen, kwamen ze tot het volgende voorstel: een veld van azuur (hemelsblauw) met ongekleurde strepen beladen met een vlierboom en klimmend hert van goud(geel) op een terrasse van sinopel (groen). (A. Ponsteen: Het kerkdorp Hellendoorn in vroeger eeuwen.)
Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
De Raad van Hellendoorn gaf op 20 juli 1898 zijn goedkeuring aan het voorstel en de tekening, vandaar dat sinds die tijd de gewone vlier het wapen ‘siert’. De vlierboom werd niet zomaar gekozen. Volgens enkele naamkundigen uit die tijd was de naam Hellendoorn namelijk afgeleid van Holunder, dat Vlierboom betekent. Dat niet iedereen de deskundigen geloofde, is misschien, bedoeld of onbedoeld, af te lezen uit de tekening. De toenmalig directeur van het Overijssels Museum heeft de vlierboom namelijk zodanig afgebeeld, dat je er alle kanten mee uit kan.
Ongeacht of de Sambucus nigra (gewone vlier) een plaats verdient in het wapen van Hellendoorn: het is zeker een door veel mensen en dieren gewaardeerde gebruiksboom. In 1984 schreef ik voor het IVN een artikel over de gewone vlier. Ik vermeldde toen dat de gewone vlier eind juni in bloei stond. Bijna 40 jaar later zie je eind mei overal de vlierbloemen in grote schermen de bosjes en ander struikgewas opsieren. De gewone vlier is een graadmeter waaraan je kunt zien hoe het klimaat verandert.
Blad Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
Bijzonderheden
De gewone vlier is een struik of kleine boom. De struik is niet kieskeurig; voelt zich overal thuis, maar prefereert een verstoorde, voedselrijke, lichte plek. Er zijn meerdere soorten vlieren die op elkaar lijken; de gewone vlier onderscheidt zich van de anderen door het witte merg in de takken.
Van de vlier kun je fluitjes maken. Hoe je dat kunt doen, vind je hier. We hebben er het woord ‘flierefluiter’ aan te danken. Minder muzikale kinderen kunnen het holle takje ook gebruiken als proppenschieter.
De bladeren bestaan uit vijf tot zeven getande deelblaadjes met kenmerkende geur die ontstaat wanneer je een blad fijnwrijft. Die geur is zo apart, dat je hem uit duizenden (nou ja) kunt herkennen.
Deelblaadjes Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
De gewone vlier is nu (eind mei) getooid met grote roomwitte bloesemtuilen, waaraan je ze in de verte al kunt herkennen. Dichtbij gekomen blijken die uit vele bloempjes te bestaan. Elk bloempje heeft 5 kelk- en kroonblaadjes, 5 meeldraden en een driedelige stamper. Ook de bloesem van de Sambucus nigra is opvallend geurig. De bloempjes worden bestoven door insecten, in het bijzonder door zweefvliegen.
Bloemscherm Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
Vanaf eind augustus zijn de bessen een gewilde voedselbron voor vogels. Vooral merels, lijsters en spreeuwen eten er graag van en zijn belangrijke zaadverspreiders.
Het is bekend, dat de gewone vlier vroeger werd beschouwd als de huisapotheek voor de gewone mensen. Vele kwalen en ziektes werden bestreden met ‘brouwsels’ van vlierbloesem en vlierbessen. Ook nu worden zijn geneeskrachtige eigenschappen nog vaak aangewend.
Bloempjes Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
Paddenstoelen hebben vaak betekenisvolle namen. Denk daarbij aan de aardappelbovist, eekhoorntjesbrood, geweizwammetje enz. Zo is er ook een paddenstoel, die de naam judasoor draagt. Een tamelijk zeldzame paddenstoel, die hoofdzakelijk te vinden is op oud hout van …… de vlier. Op plaatsen waar oude vlieren staan, moet je maar eens naar die paddenstoel zoeken. Hij heeft de vorm van een oor, is bruinrood van kleur en zacht behaard. Het schijnt dat Judas Iskariot zich, nadat hij Jezus verraden had, opgehangen heeft aan een vlier. Door het afbreken van een tak was hij daarbij een oor kwijtgeraakt. Sinds die tijd komt, als herinnering daaraan, op sommige oude gewone vlieren het zogenaamde judasoor voor. Aangezien de gewone vlier echter niet inheems is in de Palestijnse regio, is dit verhaal waarschijnlijk niet waar. Het is echter een leuke anekdote; legenden rond bomen maken deze nog interessanter dan ze al vaak zijn.
Bloemknoppen Sambucus nigra (gewone vlier) (Foto: Marinus Rouweler)
Locatie: op de hoek van het Blokkenpark aan de NicolaasBeetsstraat in Nijverdal, naast nr. 15 Coördinaten: 52.356970, 6.467985 Bron: * Bronnen algemeen.
Vanaf midden mei is het de beurt aan de Amerikaanse vogelkers om kleur te geven aan de bosranden. Deze boomsoort ook wel bekend als ‘bospest’ is nog niet zo heel lang in Nederland. De Amerikaanse vogelkers komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten. De boom werd rond 1630 naar Europa gebracht, maar pas begin 1900 beperkt toegepast in de Nederlandse tuinen en bossen. Rond 1930 werd de boom op de volgende manier aangeprezen door de befaamde houtvester Maurits. de Koning:
‘Bij uitstek geschikt. . . „Nog een struikhout, dat op onze zandgronden belangrijke diensten bewijst is de uit Oost-Amerika ingevoerde Amerikaansche Vogelkers met zijn trossen witte bloemen. Tegen het najaar draagt hij donkerpurpere bessen, die bij den vogels zeer in trek zijn. Van aesthetisch standpunt gezien, Is deze struik voor ons bosch van groote waarde, en de geringe eischen, die hij aan den grond stelt, zijn snelle groei en zijn groot uitstoelingsvermogen maken hem bij uitstek geschikt voor den boschhouw. Als onderplanting in brandsingels en als windmantel ziet men hem overal’.
De invoering van deze exoot liep echter lelijk uit de hand, ook op de Sallandse Heuvelrug. Vogels en zoogdieren zaaiden de kersjes flink uit en al gauw dook de Prunus serotina overal op en verdrong hij alle andere struiken. Door uitbreiding van het heideareaal en structurele bestrijding van de Amerikaanse vogelkers heeft men de uitbreiding tot stilstand gebracht. Door nieuwe beheermethoden toe te passen is de boom niet meer zo dominant aanwezig als vroeger.
Bijzonderheden
De Amerikaanse vogelkers werd tussen 1910 en 1950 aangeplant vanwege zijn vermeende bodemverbeterende eigenschappen. Het snel verterende blad zou bij moeten dragen aan een verbeterde humusvoorraad. De resultaten vielen tegen, want de bijbehorende schimmels en bodemdieren waren onvoldoende aanwezig. Daarnaast verwilderde de Amerikaanse vogelkers op grote schaal en koloniseerde overal braakliggende gronden en natuurgebieden.
De Prunus serotina heeft heel bijzondere eigenschappen. Hij geeft bijvoorbeeld de voorkeur aan vochtige grond, maar blijkt het ook op arme droge zandgronden wonderwel goed te doen. Hij is volledig vorstgevoelig en verdraagt schaduw. Daarnaast heeft hij bijna niet te kampen met ziekten en plagen.
In zijn thuisland, het oosten van de Verenigde Staten, kan hij uitgroeien tot een 30 meter hoge boom met een forse omvang. Op de arme gronden in Nederland haalt hij die hoogte lang niet en is het vaak de struikvorm die je ziet.
De Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende boom. De langgerekte bladeren zijn 5-12 cm groot en 2 tot 5 cm breed. Ze zijn van boven glanzend donkergroen. Ze hebben een gezaagde bladrand. Als je een blad kneust ruik je een amandelgeur. In de herfst verkleurt het blad van groen naar geel, voordat het afvalt.
Blad en bloemen Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)
De witte bloemen laten vrij lang op zich wachten. (Het latijnse woord serotina betekent: ‘laat uitlopend’). Zo ongeveer half mei verschijnen ze in trossen aan de twijgen. Elke tros telt 20 tot 60 bloempjes. Ze ruiken wat mij betreft niet echt lekker, maar daarover verschillen de meningen. Belangrijker is dat insecten, waaronder vlinders, zweefvliegen en bijen de talrijke bloempjes weten te vinden en voor de bestuiving zorgen.
Kleine vuurvlinder op Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)
In de herfst levert een deel van de bloemen 4-8 mm kleine kersen. Voordat ze rijp zijn verkleuren ze van groen, naar rood en vervolgens van donkerpaars naar zwart.
Vogels zoals houtduiven, gaaien, spreeuwen, merels en andere lijsterachtigen weten de kersjes inmiddels te waarderen. Via hun uitwerpselen wordt de Amerikaanse vogelkers verspreidt. De kersjes kiemen goed en na 4 jaar bloeit de nieuwe struik.
De twijgen hebben kenmerkende grijze streepjes; de zogenaamde lenticellen. Dit zijn net als de huidmondjes in de bladeren, ademhalingsorganen van de boom. Als je de bast van het twijgje openkrabt, ruik je ook een sterke amandelgeur.
Jonge stammen en takken hebben een roodbruine gladde schors. Oudere stammen hebben een stam met schubben met gedraaide randen. Die dunne schubbige plakkaten schilferen na verloop van tijd af.
De Amerikaanse vogelkers heeft een penwortel. Die penwortel ontwikkelt een uitgebreid wortelstelsel dat in staat is om metersdiep in de bodem door te dringen op zoek naar water.. De struik/boom ontwikkelt zich tot een ware plaag, vooral ook omdat hij met zijn uitgebreide wortelstelsel het omringende gewas schade berokkent, doordat hij veel water en voedingszouten aan de grond onttrekt. Dat wortelstelsel zorgt er ook voor dat de struik na iedere snoeibeurt toch weer uitloopt. De nieuwe loten kunnen in één jaar twee à drie meter hoog worden. Dat is dan ook de reden dat bosbouwers waar nodig de struik met wortel en tak uitroeien en daarbij – tot niet zo lang geleden – niet schuwden ook agressief inwerkende chemicaliën (waaronder glyfosaat/ Roundup) te gebruiken.
Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is ongeveer 250 miljoen euro uitgegeven voor het bestrijden van de Prunus serotina. Het bleek een onbegonnen werk….. If you can’t beat them, join them. De afgelopen 10 jaar zijn allerlei beheerstrategiën ontwikkeld die afhankelijk van de begroeiingstypen kunnen worden ingezet.
Het grootste deel van de Sallandse Heuvelrug valt onder het begroeiingstype ‘open landschap’. Natuurlijke successie leidt onherroepelijk tot de vestiging van bomen, vooral van pioniersoorten als grove den, berk, vuilboom, en uiteraard ook Amerikaanse vogelkers. Begrazing kan dit proces vertragen, maar actief beheer is meestal nodig om het open karakter van deze landschappen te behouden. Gelukkig wordt het zaad van de Amerikaanse vogelkers niet door de wind verspreid, maar via vogels en zoogdieren. Vogelkerszaailingen vind je op de heide dan ook vaak bij dennetjes of berkjes die vogels als rustbomen gebruiken. De struik/boom is in het heidebeheer vooral lastig langs bosranden waarin zaadbomen voorkomen en daar waar het bos verwijderd is ten behoeve van heideontwikkeling. Hier zijn de kiemomstandigheden optimaal en is meestal nog zaad aanwezig.
Locatie: aan de Holterweg in Nijverdal aan het einde van het ‘Kattenbos’. Coördinaten: 52.344141, 6.453667 Bronnen: * https://vogelkers.nl/. * Koning de, Maurits, Van Bosschen en Boomen.
Als je een zwarte els wil bekijken moet je niet op de Sallandse Heuvelrug zijn. Zwarte elzen moet je zoeken in de bermen langs slootjes. Ik heb ze leren kennen in de windsingels rond de sportvelden in Groot Lochter. Ze gedijen alleen goed in een vochtminnend milieu. In het Blokkenpark staan de bomen aan de verkeerde kan van het fietspad. De vijver ligt te ver weg. De groeiplaats voldoet niet aan de hoge eisen die de zwarte els aan de watervoorziening stelt. Dat is goed te zien. Van één els is alleen een kale stam over. De tweede lijdt een armetierig bestaan. Alleen nummer drie lijkt redelijk goed te groeien. De drie bomen zijn in 1967 geplant.
De Alnus glutinosa (zwarte els) is een inheemse boom. De naam Alnus betekent ‘door water gevoed’. Jonge takken zijn kleverig evenals de knoppen. Vandaar de naam glutinosa (glutinosa=kleverig).
Wanneer de boom gekapt wordt, verkleurt het afgezaagde hout onder invloed van lucht van geelwit tot oranjeachtig-rood. Dat er in vroeger eeuwen een verband werd gelegd met bloed is heel begrijpelijk. Het is ook niet verwonderlijk dat de zwarte els allerlei duivelse eigenschappen werd toegedicht.
Alnus glutinosa heeft verschillende toepassingen in de bosbouw en de houtindustrie. Het oranje gekleurde hout is bestand tegen rot en wordt ook wel ‘Schotse mahonie’ genoemd. Elzenhout wordt onder water hard als steen. Het hout diende vroeger dan ook voor heipalen, funderingen, oeverbeschoeiingen en zinkstukken bij waterwerken. Tegenwoordig verwerkt men elzenhout tot triplex. Het hout maakt goede houtskool.
De schors van jonge bomen is glad en groenachtig tot roodbruin. Bij oudere bomen wordt de schors donkergrijs tot zwartbruin en ontwikkelt het een platte schors die is verdeeld in kleine, hoekige stukjes.
De donkergroene bladeren ontvouwen zich pas na de bloei uit de karakteristiek gesteelde, violetbruine, lange knoppen. De omgekeerd eivormige groene blaadjes zijn 4 tot 10 cm groot. Aan de onderkant vind je in de oksels van de nerven witte tot bruine haartjes.
In eerste instantie zijn de blaadjes helemaal gaaf. Later in mei en juni zitten ze vol met kleine en grote gaten. Die worden veroorzaakt door elzenhaantjes. Dit zijn blauwe glanzende kevertjes met de wetenschappelijke naam Agelastica alni. De gaten die de elzenhaantjes maken in het blad worden ook wel ‘venstervraat’ genoemd. Na de kevers krijgt de zwarte els later nog een tweede en soms ook nog een derde vraataanval te verduren van respectievelijk de larven van het elzenhaantje en de volgende lichting kevers. Deze kevers verdwijnen al gauw in de strooisellaag om daar te overwinteren.
De boom is eenhuizig; je vindt aan een boom mannelijke én vrouwelijke bloemen. Deze bevinden zich aan het einde van de tak. De zwarte els is een van de vroegste bloeiers. Soms al in februari. De vrouwelijke bloempjes zijn 1 à 2 cm lang en staan als kleine rode microfoons op een onbehaarde steel. De mannelijke stuifmeelkatjes hangen als lange ‘snotterbellen’ naar beneden. De zwarte els is een windbloeier. Als de mannelijke bloemen bloeien is de lucht doortrokken van stuifmeeldeeltjes. Het is blijkbaar een zeer effectieve manier van bestuiven; iedere herfst groeien er weer talrijke groene kegelvormige vruchten aan de boom. Aan het begin van de winter verkleuren ze. De zaden uit bruinzwarte ‘elzenproppen’ zijn dan rijp en vallen uit de schubben naar beneden. Als de zaden daar tenminste de kans voor krijgen. Vogels zijn er namelijk ook gek op. Sijsjes en andere vinkachtigen pikken de zaadjes ook graag uit de schubben. De lege proppen blijven nog lang aan de boom hangen.
De wortels van de zwarte els hebben knolletjes waarin stikstofbindende bacteriën leven. Hierdoor kan hij uitstekend op arme grond groeien, als deze vochtig is.
De wortels vormen samen een stevig netwerk dat de bodem bij elkaar houdt.
Locatie: het Blokkenpark in Nijverdal langs het fietspad ter hoogte van de vijver. Coördinaten: 52.356378, 6.469517 Bron: * Bronnen algemeen.
Fietsend over het fietspad dwars door het Blokkenpark zie je een aantal bomen hoog boven de andere bomen uittorenen. Het zijn grauwe abelen ‘De Moffart’. Ze hebben een dikke statige stam met takken vol prachtige zilverachtige blaadjes.
Populus x canescens, komt al vanaf de middeleeuwen voor in België en Nederland. De soortnaam canescens betekent ‘grijsachtig/ grijs wordend’. Deze populierensoort is een kruising tussen Populus alba x Populus tremula. De bomen in het Blokkenpark zijn stekken van wortelopslag (nieuwe loten vanuit de wortels) van een grauwe abeel uit Schulen in België. Deze stond op het landgoed van baron de Moffarts. Die grauwe abeel had zulke goede eigenschappen dat de stekken vanaf 1958 onder de naam ‘De Moffart’ commercieel gekweekt en verhandeld werden. Negen jaar later werden er een paar in het Blokkenpark geplant. Populus canescens ‘De Moffart’ wordt nog steeds geprezen om zijn kwaliteiten: de boom is weinig gevoelig voor vorst en droogte, hij kan goed tegen de wind en heeft weinig last van ziektes. Hij maakt wel veel wortelopslag, zoals je hieronder kunt zien.
Wortelopslag (Foto: Marinus Rouweler)
Bijzonderheden
De blaadjes van Populus canescens ‘De Moffart’ zijn driehoekig tot eivormig. Aan de bovenkant zijn ze groen en aan de onderkant eerst wit en later grijswit. Met een vergrootglas is goed te zien dat het wit gevormd wordt door een dichte ‘vacht’ van haartjes. De bladeren hangen wat ‘losjes’ aan de takken. Bij het geringste zuchtje wind hoor je het ritselen van de beweeglijke blaadjes.
De bloemen hangen al vroeg in het voorjaar aan de bomen. Ze vallen erg op, want de bladeren verschijnen pas later.
Grijswitte onderkant en groene bovenkant (Foto: Marinus Rouweler)
De Populus canescens is tweehuizig. Dat wil zeggen dat het een boom is met alleen vrouwelijke of alleen mannelijke bloemen. De exemplaren van de Populus canescens ‘De Moffart’ in het Blokkenpark hebben alleen mannelijke bloemen. Je zult dus geen vruchten aantreffen.
De schors ziet er uit als een soort hiërogliefenschrift met putjes, bultjes, streepvormige spleetjes etc. Het zijn openingen waardoor de boom in de winter ademt bij gebrek aan blad, dat die functie in de zomer overneemt. Schorsporiën of lenticellen worden ze genoemd.
Op de stam van de grauwe abeel kun je, als er oog voor hebt, vaak ’tekeningen’ vinden die aan ogen doen denken. Het zijn littekens van afgebroken zijtakken.
De groeikracht van de Populus canescens ‘De Moffart’ is enorm. Vergeleken met een eik is hij een raceauto. Alles gaat harder en heftiger. Binnen 30 jaar konden de bomen al over het Helmerink heen kijken. Het is maar goed dat zij in het Blokkenpark staan en niet naast een gebouw. Ook de wortels zijn namelijk krachtig; ze kunnen funderingen, wegen en leidingen flink ontwrichten.
De ogen van de Populus canescens ‘De Moffart’ (Grauwe abeel)
‘Herinnering aan Holland’ van de Nederlandse dichter Hendrik Marsman (1899-1940) werd in 2000 gekozen als het gedicht van de 20e eeuw. In dit gedicht heeft de populier een prominente plaats. ‘Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als hooge pluimen aan den einder staan;. ……….’
De populier was lange tijd met recht een ‘volksboom’. Zijn Latijnse naam ‘Populus’ is zelfs afgeleid van ‘Arbor populi’ boom van het volk!
Ons woord popelen is weer afgeleid van populus/populier en verwijst naar de beweeglijke blaadjes van de populier.
Op en in de populier leven vele planten en dieren: mossen, korstmossen bijen, wespen, bladluizen, mieren, rupsen van de satijnvlinder, maar ook vogels zoals de grote bonte specht. Meer informatie vind je hier.
De opgaande takken en open kroon van Populus canescens ‘De Moffart’ (Grauwe abeel) (Foto: Marinus Rouweler)
Locatie: Blokkenpark in Nijverdal Coördinaten: 52.356497, 06.470254 Bronnen: * Bronnen algemeen. * Smit, J .,Versprille, B., Bolscher, G.J.J., ‘Populus- Populieren voor weg- en parkbeplantingen, Dendroflora 52, (2016). * Mauritz, Jan P., ‘Niet alleen om klompen te maken’, Boomzorg.nl.