Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) aan de Holterweg

Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)

Vanaf midden mei is het de beurt aan de Amerikaanse vogelkers om kleur te geven aan de bosranden. Deze boomsoort ook wel bekend als ‘bospest’ is nog niet zo heel lang in Nederland. De Amerikaanse vogelkers komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten. De boom werd rond 1630 naar Europa gebracht, maar pas begin 1900 beperkt toegepast in de Nederlandse tuinen en bossen. Rond 1930 werd de boom op de volgende manier aangeprezen door de befaamde houtvester Maurits. de Koning:

‘Bij uitstek geschikt. . .
„Nog een struikhout, dat op onze zandgronden belangrijke diensten bewijst is de uit Oost-Amerika ingevoerde Amerikaansche Vogelkers met zijn trossen witte bloemen. Tegen het najaar draagt hij donkerpurpere bessen, die bij den vogels zeer in trek zijn. Van aesthetisch standpunt gezien, Is deze struik voor ons bosch van groote waarde, en de geringe eischen, die hij aan den grond stelt, zijn snelle groei en zijn groot uitstoelingsvermogen maken hem bij uitstek geschikt voor den boschhouw. Als onderplanting in brandsingels en als windmantel ziet men hem overal’
.

De invoering van deze exoot liep echter lelijk uit de hand, ook op de Sallandse Heuvelrug. Vogels en zoogdieren zaaiden de kersen flink uit en al gauw dook de Prunus serotina overal op en verdrong hij alle andere struiken. Door uitbreiding van het heideareaal en structurele bestrijding van de Amerikaanse vogelkers heeft men de uitbreiding tot stilstand gebracht. Door nieuwe beheermethoden toe te passen is de boom niet meer zo dominant aanwezig als vroeger.

Bijzonderheden:

  • De Amerikaanse vogelkers werd tussen 1910 en 1950 aangeplant vanwege zijn vermeende bodemverbeterende eigenschappen. Het snel verterende blad zou bij moeten dragen aan een verbeterde humusvoorraad. De resultaten vielen tegen, want de bijbehorende schimmels en bodemdieren waren onvoldoende aanwezig. Daarnaast verwilderde de Amerikaanse vogelkers op grote schaal en koloniseerde overal braakliggende gronden en natuurgebieden.
  • De Prunus serotina heeft heel bijzondere eigenschappen. Hij geeft bijvoorbeeld de voorkeur aan vochtige grond, maar blijkt het ook op arme droge zandgronden wonderwel goed te doen. Hij is volledig vorstgevoelig en verdraagt schaduw. Daarnaast heeft hij bijna niet te kampen met ziekten en plagen.
    In zijn thuisland, het oosten van de Verenigde Staten, kan hij uitgroeien tot een 30 meter hoge boom met een forse omvang. Op de arme gronden in Nederland haalt hij die hoogte lang niet en is het vaak de struikvorm die je ziet.
  • De Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende boom. De langgerekte bladeren zijn 5-12 cm groot en 2 tot 5 cm breed. Ze zijn van boven glanzend donkergroen. Ze hebben een gezaagde bladrand. Als je een blad kneust ruik je een amandelgeur.
    In de herfst verkleurt het blad van groen naar geel, voordat het afvalt.
Blad en bloemen Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)
  • De witte bloemen laten vrij lang op zich wachten. (Het latijnse woord serotina betekent ‘laat uitlopend’). Zo ongeveer half mei verschijnen ze in trossen aan de twijgen. Elke tros telt 20 tot 60 bloempjes. Ze ruiken wat mij betreft niet echt lekker, maar daarover verschillen de meningen. Belangrijker is dat insecten, waaronder vlinders, zweefvliegen en bijen de talrijke bloempjes weten te vinden en voor de bestuiving zorgen.
Kleine vuurvlinder op Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)
  • In de herfst levert een deel van de bloemen 4-8 mm grote kersen. Voordat ze rijp zijn verkleuren ze van groen, naar rood en vervolgens van donkerpaars naar zwart.
  • Vogels zoals houtduiven, gaaien, spreeuwen, merels en andere lijsterachtigen weten de kersjes inmiddels te waarderen. Via hun uitwerpselen wordt de Amerikaanse vogelkers verspreidt. De kersjes kiemen goed en na 4 jaar draagt de nieuwe struik zelf bessen.
  • De twijgen hebben kenmerkende grijze streepjes; de zogenaamde lenticellen. Dit zijn net als de huidmondjes in de bladeren, ademhalingsorganen van de boom. Als je de bast van het twijgje openkrabt, ruik je ook een sterke amandelgeur.
  • Jonge stammen en takken hebben een roodbruine gladde schors. Oudere stammen hebben een stam met schubben met gedraaide randen. Die dunne schubbige plakkaten schilferen na verloop van tijd af.
  • De Amerikaanse vogelkers heeft een penwortel. Die penwortel ontwikkelt een uitgebreid wortelstelsel dat in staat is om metersdiep in de bodem door te dringen op zoek naar water.. De struik/boom ontwikkelt zich tot een ware plaag, vooral ook omdat hij met zijn uitgebreide wortelstelsel het omringende gewas schade berokkent, doordat hij veel water en voedingszouten aan de grond onttrekt. Dat wortelstelsel zorgt er ook voor dat de struik na iedere snoeibeurt toch weer uitloopt. De nieuwe loten kunnen in één jaar twee à drie meter hoog worden. Dat is dan ook de reden dat bosbouwers waar nodig de struik met wortel en tak uitroeien en daarbij – tot niet zo lang geleden – niet schuwden ook agressief inwerkende chemicaliën (waaronder glyfosaat/ Roundup) te gebruiken.
  • Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is ongeveer 250 miljoen euro uitgegeven voor het bestrijden van de Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers). Het bleek een onbegonnen werk….. If you can’t beat them, join them. De afgelopen 10 jaar zijn allerlei beheerstrategiën ontwikkeld die afhankelijk van de begroeiingstypen kunnen worden ingezet.
  • Het grootste deel van de Sallandse Heuvelrug valt onder het begroeiingstype ‘open landschap’. Natuurlijke successie leidt onherroepelijk tot de vestiging van bomen, vooral van pioniersoorten als grove den, berk, vuilboom, en uiteraard ook Amerikaanse vogelkers. Begrazing kan dit proces vertragen, maar actief beheer is meestal nodig om het open karakter van deze landschappen te behouden. Gelukkig wordt het zaad van de Amerikaanse vogelkers niet door de wind verspreid, maar via vogels en zoogdieren. Vogelkerszaailingen vind je op de heide dan ook vaak bij dennetjes of berkjes die vogels als rustbomen gebruiken. Dee struik/boom is in het heidebeheer vooral lastig langs bosranden waarin zaadbomen voorkomen en daar waar het bos verwijderd is ten behoeve van heideontwikkeling. Hier zijn de kiemomstandigheden optimaal en is meestal nog zaad aanwezig.
Bloemtros Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) (Foto: Marinus Rouweler)

Locatie: aan de Holterweg, ter hoogte van het einde van het ‘Kattenbos’.
Coördinaten: 52.344141, 6.453667

Bronnen:
Goudzwaard, Leo, ‘Loofbomen in Nederland en Vlaanderen, Zeist, KNNV Uitgeverij
https://vogelkers.nl/
Koning de, Maurits, Van Bosschen en Boomen
Flora van Nederland.nl

Dit bericht is geplaatst in Bomen, Natuurbericht. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.